Het gevoel van de zee is meestal zacht, water, aanwezig en afwezig tegelijk, wier dat langs je benen strijkt, misschien een vis die die net wat gladder voelt, een kwal, zo zacht en week. Maar die zachte aai gaat altijd samen met meer of minder angst: je weet niet wat er daar onderwater gebeurt, je hebt over de krachten van de zee gehoord maar bent nog nooit mee naar beneden genomen.
Iedere tentoonstelling brengt bijvangst met zich mee, andere vissoorten dan waar bewust op wordt gevist. De expositie Other.Worldy bracht mij het boek Moby Dick, over een zeldzame witte potvis (of een witte albino walvis) dat ik nog nooit echt gelezen had.
Ismael (de verteller) komt op het idee om het waterige deel van de wereld te bekijken. Dat is zijn manier om het chagrijn te verdrijven en de bloedsomloop te prikkelen. ‘Altijd als ik wat grimmig om de mond word. Altijd als het in mijn ziel een dulle druilerige november is, altijd als ik onwillekeurig blijf stilstaan voor begrafeniswinkels en me aansluit bij iedere rouwstoet die ik tegenkom, (..) Acht ik het hoog tijd om zo gauw ik kan naar zee te gaan.
Hij monstert aan bij de Pequod, waar Achab kapitein is, zijn linkerbeen is door de witte walvis afgebeten ‚en nu draagt hij vol tegenzin een kunstbeen van gepolijst bot van een potviskaak. Maar hij kan zijn verlies niet nemen, hij kan niet accepteren dat de walvis hem iets heeft afgenomen in de strijd die de mens voerde om hem te doden. Hij kan de macht van de natuur niet accepteren.
En hij zint op wraak.
Als de Pequod een ander schip tegenkomt stelt de kapitein altijd die ene vraag, Hast seen the white whale? De volgende een passage bleef bij mij haken :
Kom aan boord! Kom aan boord! ’Hebt ge de witte walvis gezien?’, knarste Achab als antwoord. ‘Née, alleen over gehoord, maar wij geloven helemaal niet in hem’, zei de ander goedgeluimd.
Goedgeluimd, zeggen ze: we geloven niet in hem.
Ook op dit moment zijn er mensen die niet geloven in de witte walvis. Dat klinkt naar deze tijd verplaatst bijvoorbeeld als : wij geloven niet in de klimaat verandering.
Lange tijd was de zienswijze dat de mens een nietig wezen is. En dat is niet vreemd want de aarde is al 4,6 miljard jaar oud, maar de mens dook pas 250.000 jaar geleden op.
De mens is nu geen bescheiden wezen meer, hij heerst over de aarde alsof het zijn bezit is. Hij heeft de aarde tot zijn slaaf gemaakt en al het leven wordt in gevaar gebracht. De aarde is een door en door menselijke planeet geworden.
Maar sommige zaken zijn onontkoombaar. daar valt niet zoveel aan te geloven.
Bewijzen stapelen zich op. Wetenschappers roepen het van de daken.
In deze tentoonstelling zijn de kunstenaars aan het woord.
De ziener Elia in het boek Moby Dick zegt: wat er te gebeuren staat, gebeurt toch; en dan nog, misschien blijft het wel uit ook. Hoe dan ook, alles staat al vast hoe het komen gaat.’ Elias voorspelt niet maar stelt de vraag naar de kern van ons bestaan, is er een god, een lot, dobbelt god of dobbelt god niet? Is het een predestinatie, varen we net als het schip de Pequod onafwendbaar op ons lot af. De kapitein die blind is voor de gevolgen van zijn beperkte egoblik herkennen we om ons heen.
Kunstenaars zijn, wat mij betreft, de zieners, die in de diepte van de realiteit de onderliggende verbanden zien. Die de grote beweging van de tijd beseffen, je onderdompelen in de eeuwigheid, de oceaan, de lucht, de aarde. Die laten zien dat je een verlies kunt accepteren. Voor mij is de kunst het terrein van geloven, het zien van oplossingen die niet bewezen kunnen worden, maar waar je in zou kunnen geloven, je kunt een kunstwerk opvatten als een voorstel, een overweging, een gedachte die visueel is gemaakt zodat je even mee kunt drijven met de inzichten van de maker.